Bijlage 1 Groningen
Let op: het niet houden aan onderstaande voorwaarden heeft consequenties. Zie artikel 14 van de pachtovereenkomst.
Bijlage 1, gebruiksvoorschriften ruilgronden (buiten het NNN)
De landbouwgronden (ruilgronden) worden uitgegeven met als doel de landbouwkundige functie in stand te houden, waarbij voorwaarden worden gesteld aan het grondgebruik om de milieubelasting te beperken zonder de landbouwkundige functie aan te tasten. Gronden worden tijdelijk in gebruik gegeven zodat de provincie deze op een later moment kan aanwenden voor gebiedsprocessen waarin landbouwkundig perspectief centraal staat.
Voor de gronden buiten het NNN is het verplicht om onderstaande bijzondere voorwaarden op te nemen.
- Het gebruik van glyfosaat is niet toegestaan. Uitsluitend na afstemming met en na voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de verpachter is pleksgewijze (be)handeling toegestaan. Het streven is erop gericht minder chemische bestrijdingsmiddelen te gebruiken.
- De volgende gewassen zijn uitgesloten: meerjarige teelten, bloembollen, bomenteelt en vollegrondsgroenten met uitzondering van bonen.
- Landschapselementen mogen niet verwijderd of beschadigd worden. Onder een
landschapselement wordt verstaan: sloten, poelen, solitaire bomen en/of struiken
op of binnen de perceelsgrens. Zij dragen bij aan de biodiversiteit in het gebied. - Op de ruilgronden moeten akker- of grasranden aangelegd worden zoals voorgeschreven in de beheervoorschriften. Deze beslaan minimaal 6% van de productieve oppervlakte van de pachtovereenkomst.
- Percelen met een braakregeling:
- Bouwland moet ingezaaid worden met een kruidenrijkmengsel (af te halen bij BoerenNatuur)
- Graslanden moeten vanaf 1 september minimaal éénmaal gemaaid en afgevoerd worden.
- Voor percelen met een weidevogeldoelstelling buiten NNN-begrenzing worden specifieke gebruiksvoorwaarden in de pachtovereenkomst opgenomen die gericht zijn op het behoud en uitbreiding van de weidevogelpopulatie.
Akkerranden
- De rand (beheereenheid) is minimaal 3 meter breed. Het totale oppervlak aan beheereenheid (bij voorkeur randen) dient 6% van de oppervlakte van de kavel te zijn. De ligging en de invulling wordt op voordracht van BoerenNatuur/beheermedewerker in samenspraak met de pachter bepaald.
- De beheereenheid wordt ingezaaid door de gebruiker met een door
BoerenNatuur/beheermedewerker geadviseerd voorgeschreven zaaizaadmengsel. - De beheereenheid wordt niet bemest.
- Indien nodig wordt op een hoogte van minimaal 20 cm gemaaid, in de periode 1 september tot 1 maart, met inachtneming van de volgende uitgangspunten:
- Bij voorkeur wordt er zo laat mogelijk gemaaid, zodat vogels ook in de winter voedsel kunnen vinden in de rand;
- Maaien gaat uitsluitend in overleg met de beheermedewerker/BoerenNatuur om zo verruiging tegen te gaan en alleen ingeval van onkruidprobleem. Onderzoek de bufferstrook regelmatig of er sprake is van onkruiddruk. Beheer onkruid meteen. Als de onkruiddruk te hoog wordt, direct melden en ga in overleg met de beheermedewerker/BoerenNatuur. Maaisel hoeft niet te worden afgevoerd;
- Er worden in principe geen bestrijdingsmiddelen gebruikt op de beheereenheid, echter naast maaien is beperkt gebruik van herbiciden soms noodzakelijk. In ANLb is tot 5% pleksgewijs zonder melding mogelijk, volvelds alleen na invullen protocol en goedkeuring/controle door BoerenNatuur/Beheermedewerker. Mogelijkheid tot bespuiting is van belang om te voorkomen dat binnen een aantal jaren de randen zo sterk verruigd zijn dat akkerranden/gewassen er niet meer op zullen slagen;
- De beheereenheid dient zo weinig mogelijk te worden bereden. Alleen bij (sloot) beheer, waarbij de uitvoering van slootbeheer en maaien van het talud na 1 september plaatsvindt. De slootbagger van hooguit één slootkant mag op de rand worden gedeponeerd. De voorkeur heeft afvoer of verspreiding over het land en niet op de rand;
- Uitsluitend pleksgewijze mechanische onkruidbestrijding is toegestaan bij haarden van akkerdistel, ridderzuring, haagwinde, heermoes, kleefkruid, kweek, melganzevoet, bijvoet of Japanse duizendknoop.
Grasranden*
- De rand is minimaal 3 meter breed. De totale beheereenheid dient 6% van het perceel te zijn. De ligging en de invulling wordt op voordracht van BoerenNatuur/beheermedewerker in samenspraak met de pachter bepaald;
- De beheereenheid wordt het gehele jaar niet bemest;
- Maaien en beweiden van de beheereenheid na 15 juni;
- De beheereenheid dient zo weinig mogelijk te worden bereden. Alleen bij (sloot)beheer, waarbij de uitvoering van slootbeheer en maaien van het talud na 1 september plaatsvindt. De slootbagger van hooguit één slootkant mag op de rand worden gedeponeerd. De voorkeur heeft afvoer of verspreiding over het land en niet op de rand;
- Er worden in principe geen bestrijdingsmiddelen gebruikt op de beheereenheid;
- Op de gehele kavel wordt niet met glyfosaat gewerkt.
Weidevogeldoelstelling
De voorwaarden voor percelen met een weidevogeldoelstelling zijn als volgt beschreven:
- de startdatum van de rustperiode is 1 april
- de verplichting tot inzaaien met rietzwenkgras wordt verwijderd
- maximale beweiding met 1 GVE per ha tijdens rustperiode